Geen widgets gevonden in de zijbalk

Autisme en de media: water en vuur

“Zie je wel dat ze ons ‘zotten’ noemen?” (Timmerman, 2009). Dit is de reactie van een autistische jongen op de vooraankondiging van de film ‘Mozart and the Whale’. In de televisiegids staat echter een andere titel, namelijk ‘Crazy in love’. De film gaat over autisme. Of over ‘verliefde gekken’? Waarom heeft de televisiezender deze titel dusdanig veranderd?

Als sociaal pedagoog en journalist intrigeert dit mij. Ik vind dat de beeldvorming over autisme door toedoen van de media volkomen is doorgeslagen. Het raakt de mensen met autisme en hun naasten en zorgt voor veel onbegrip in hun omgeving. De media zouden zich hier bewust van moeten zijn.

Het Rain Man-stigma
De wereld maakt in 1988 kennis met autisme door de film ‘Rain Man’. Dustin Hofmann speelt de rol van Raymond Babbit. Raymond kan niet communiceren en leeft in een eigen wereldje. Hij klampt zich vast aan het opsommen van feiten en blijkt een rekenwonder te zijn door in één oogopslag het aantal gevallen tandenstokers te kunnen tellen. Zonder problemen leert hij het telefoonboek uit zijn hoofd, maar hij is niet in staat tot het voeren van een gesprek of het tonen van affectie. De arts van Raymond vertelt in de film dat hij autisme heeft.

Het beeld van autisme dat in Rain Man wordt gecreëerd, is een karikatuur: Raymond bezit álle mogelijke kenmerken van autisme in overtreffende vorm. Terwijl het overgrote deel van mensen met autisme een ‘gewoon’ leven leiden, een baan en gezin hebben. Maar dankzij Rain Man is het stigma dat alle autisten zijn zoals Raymond, tot stand gekomen. Een stigma dat regelmatig terugkomt in de media, zodat het blijft hangen en een stereotype is geworden.

Want wat is autisme dan wel?
Autisme is een verzamelnaam voor allerlei soorten contactstoornissen. Het meest overeenkomende kenmerk van al deze stoornissen is dat de prikkels uit de omgeving, zoals geluid, aanraking, beeld en geur, tegelijkertijd en even sterk binnenkomen bij iemand met autisme. Personen zonder autisme hebben hiervoor een soort filter, zodat de belangrijke prikkels van de onbelangrijke worden gescheiden. Je zou kunnen zeggen dat bij iemand met autisme deze filter ontbreekt. Hierdoor ervaart men constante chaos in het hoofd, wat leidt tot concentratieproblemen. Opvallend bij autisme is dat mensen zich gaan afzonderen, in hun schulp kruipen. Dat is natuurlijk te verklaren: als de prikkels uit de omgeving te heftig zijn, wil je je er voor afsluiten. Dat is ook de reden waarom mensen met autisme veel moeite hebben met contact maken en het verblijven in groepen. Het is te druk, er zijn te veel prikkels. De chaos in het hoofd is te overweldigend. Vandaar dat er over ‘contactstoornis’ wordt gesproken.

Het is echter een fabeltje dat er met mensen met autisme per definitie geen contact gemaakt kan worden. Als de omgeving prikkelarm en dus rustig is, is persoonlijk contact hebben geen enkel probleem. Mensen met autisme leiden doorgaans een normaal leven. Ze hebben een baan, een gezin, vrienden. Uit deze omschrijving mag het duidelijk zijn: Rain Man geeft absoluut een verkeerd beeld van autisme weer.

Autisme in de media
Dat de media nu, vijfentwintig jaar na Rain Man, nog volop het negatieve stereotype dat autisme heeft in stand houdt, blijkt uit de volgende voorbeelden:

      • Nick W. is veroordeeld wegens doodsbedreigingen, laster en bezit van kinderporno. In het   Algemeen Dagblad van 1 december 2011 wordt hij omschreven als verminderd toerekeningsvatbare autist.
      • Richard O., verdacht van medeplichtigheid bij de Amsterdamse zedenzaak ‘Het Hofnarretje’ wordt in Het Parool van 26 november 2011 omgeschreven als iemand met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en een vorm van autisme.
  • ‘Autistische jongen wurgt buurkat’ kopt het Haarlems Dagblad op 29 oktober 2011. In het betreffende artikel wordt de jongen verder alleen als autist weergegeven.
  • Op 29 november 2011 omschrijft De Gooi- en Eemlander één van de karakters van een nieuw theaterstuk als een autistische stumper.
  • Dirk K., verdachte van de moord op een Limburgse vrouw, wordt op 19 november 2011 in het Dagblad de Limburger omschreven als autistisch en verminderd toerekeningsvatbaar.
  • In het Noordhollands Dagblad van 8 november 2011 wordt geschreven over het autistische karakter van de samenleving, doelend op het toegenomen gebruik van computer- en telefoonschermpjes en het afgenomen persoonlijke contact binnen de samenleving.
  • In Elsevier, 27 augustus 2011, vraagt de journaliste zich af hoe gek de Noorse massamoordenaar Anders Breivik is. ‘Is hij een autist, een narcist, een psychopaat, een schizofreen? Is hij depressief, obsessief-compulsief, antisociaal?’. (Sman, 2011)
  • Een zangeres met openhangende mond, een vage blik in haar ogen en onhandige motoriek, wordt in De Stentor van 24 oktober 2011 bestempeld met autistische trekjes.
  • Op 17 november 2011 staat er een artikel in het Brabants Dagblad over een man uit Boxtel met een strafblad van vijftien pagina’s. Dat komt, volgens het artikel, omdat hij autistisch is.
  • In een artikel van Trends, 13 oktober 2011, worden autisten, narcisten en psychopaten op één hoop gegooid. Maar, zo stelt de verslaggever de ouders van kinderen met autisme gerust, Steve Jobs had nu eenmaal ook een lastig karakter, dus het kan nog goedkomen.

“Zie je wel dat ze ons ‘zotten’ noemen?” Je zou het bijna gaan geloven.

De macht van de media
De media wordt ook wel omschreven als “de vierde macht” naast overheid, parlement en justitie (Manschot, 1991). De media bepalen, volgens Manschot, wat belangrijk is en geeft op deze manier vorm aan de sociale interactie binnen de maatschappij. Informatie die via de media bij de maatschappij terechtkomt, wordt vaak voor waar aangenomen. Zeker als bepaalde ideeën telkens herhaald worden. Het wordt gegeneraliseerd, waardoor er sprake is van stereotypering.

Het is daarom belangrijk dat de media zich bewust is van deze eenzijdige beeldvorming over autisme. De term ‘stereotype’ kan worden gedefinieerd als “vast, onveranderlijk, bij elke gelegenheid terugkerend” (Smelik, 1999) en komt tot stand door generalisering. Door bij berichtgeving over mensen met afwijkend gedrag deze personen steeds opnieuw als ‘autistisch’ te omschrijven, blijft dit stereotype bestaan. Het wordt een interpretatie van de werkelijkheid, waardoor de beeldvorming ontstaat dat autisme gelijk staat aan afwijkend, ‘zot’, crimineel, gek, psychopathisch en noem maar op. Dit blijkt zowel uit de film Rain Man als uit de artikelen die ik als voorbeeld heb aangehaald. Smelik geeft in haar boek ‘Effectief beeldvormen’ aan dat stereotypering tegen kan worden gegaan door op het taalgebruik te letten. Door bijvoeglijke naamwoorden, in dit geval ‘autistisch(e)’, en het werkwoord ‘zijn’ te vermijden, voorkom je het generaliseren van personen of groepen.

Autisme is saai
Maar is dat dan de oplossing? Het woord ‘autistisch’ lijkt meer als een modewoord te worden gebruikt. De werkelijke betekenis heeft er niets mee te maken. Zouden de media een eerlijk en objectief beeld geven van autisme, zou het saai worden. Iemand met autisme is namelijk net als andere mensen. En dat is niet sensationeel om over te schrijven. Met andere woorden: het verkoopt niet, daar zit de maatschappij niet op te wachten.

Hoewel wij in een, naar mijn mening, kritische maatschappij leven, blijkt dat een kritische houding ten aanzien van de werkelijke betekenis van autisme ontbreekt. Een moeder van een dochter met autisme vertelt:,, Mensen die er niets met autisme te maken hebben, persoonlijk of professioneel, reageren meestal zeer verbaasd als zij horen dat mijn dochter autisme heeft. Zij is welbespraakt en goed in staat om te communiceren. Ook gedraagt ze zich op een wijze die als sociaal wenselijk kan worden gezien. Dit past niet bij het beeld dat men van autisme heeft. Opvallend vaak verontschuldigen mensen zich voor hun verbazing door te verwijzen naar de film Rain Man. Want dat beeld hebben zij van autisme.” Een beeld dat zal blijven bestaan, zolang de media het in standhoudt.

Want zolang de media stereotypen blijft gebruiken en het autisme niet begrijpt, zal de vraag van de jongen: “Zie je wel dat ze ons ‘zotten’ noemen?” met ‘ja’ beantwoord moeten worden.

Ester Versloot

Bronnenlijst